De signatuurleer is een niet-wetenschappelijke leer, die stelt dat uiterlijke kenmerken van planten overeenkomsten hebben qua vorm, kleur en groei, met delen van het menselijke lichaam. Deze overeenkomsten geven aan welke werking de plant op het menselijke lichaam heeft.
Naast een stoffelijke werking zou een plant ook een niet-stoffelijke werking hebben. Deze niet-stoffelijke werking werd gerelateerd aan een planeet en sterrenbeeld (medische astrologie). Een plant heeft volgens de signatuurleer dus een stoffelijke, een psychisch en energetische werking.
Deze leer was tot de 19de eeuw gangbaar en werd tot die tijd onderwezen en beschreven in medische geschriften.
Inmiddels wordt deze leer door de huidige wetenschap aangemerkt als pseudowetenschap. De overeenkomsten die gezien worden in planten vertaald naar het menselijk lichaam, berusten volgens wetenschappers op pure toeval. Dit omdat er ook planten zijn, waarvoor de signatuurleer niet opgaat.
In de huidige wetenschap wordt signatuurleer niet meer onderwezen. In de natuurgeneeskundige of kruidengeneeskunde is de signatuurleer soms nog wel onderdeel van het lesprogramma.
Historie van de signatuurleer
Het principe “zo boven, zo beneden” werd in deze signatuurleer als basis genomen. Dit betekent dat alles wat God om ons heen (natuur) en in het universum (Marcokosmos) geschapen heeft, ook te vinden is in de mens (microkosmos).
Er zijn aanwijzingen voor signatuurleer in de geschriften van Galenus (131-200). Echter wordt Paracelsus (1493-1541) vaak gezien als de grondlegger van de signatuurleer. Dit soms ten onrechte, omdat hij juist zoekende was naar een bredere kijk op genezen. Hij was namelijk zeer kritisch op het werk van zijn voorgangers Hippocrates, Avicenna en Galenus.
Wel benoemde hij vaak dat een nauwkeurige waarneming een belangrijke bron van kennis en begrip is. Er zijn echter geen duidelijke beschrijvingen van de signatuurleer (kleuren, plantenvormen vertaald naar de mens) in zijn geschriften gevonden. (Bron: Elling. A., Asseldonk. T., (2006) leerboek Traditione Europese Natuurgeneeskunde, Genemuiden, p. 32-33).
Wel schoolde hij zich, na zijn universitaire opleiding tot arts, breder bij middels volksgeneeskunde, (door kruidenvrouwen), astrologie en theologie. Daarnaast was hij alchemist en probeerde hij werkzame stoffen te isoleren. Hij wordt beschouwd als de eerste systematische botanicus.
De eerste duidelijke beschrijvingen van de signatuurleer werd gedaan door de arts en alchemist Gianbattista Della Porta (1535 tot 1615). Hij beschreef in zijn boek Phytognomonica een signatuursysteem tussen planten, dieren en sterrenbeelden.
Daarnaast is de signatuurleer terug te vinden in de werken van botanici en kruidenkenners William Coles (1626-1662) en Nicholas Culpeper (1616-1654). Coles wees onder meer op de walnoot die heel goed zou zijn voor het hoofd, omdat de vorm op die van de hersenen lijkt.
Signatuurleer bij planten
De plant wordt als één geheel bekeken en doormiddel van de onderdelen van de plant. De volgende onderdelen komen hierbij aan bod.
- Driegeleding
- Bloei- en groeiwijze
- Structuur, vorm en textuur, kleur
- Geur en smaak
- Karakter van de plant
De driegeleding
De plant is onderverdeeld in drie stukken, de bovenpool (bloemen), de onderpool (wortels) en het middenstuk die de onder- en bovenpool met elkaar verbinden (stengel).
Bij de mens zien we deze driegeleding ook maar dan andersom. De wortels, de onderpool van de plant, worden vergeleken met het hoofd de hersenen (witte/grijze massa), de bovenpool van de mens.
De buik (spijsvertering), geslachtsorganen en ledematen, onderpool van de mens, worden vergeleken met de bovenpool van de plant. De bloemen produceren nectar / zoetigheid en in de darmen worden koolhydraten omgezet in bloedsuikers. Bloemen bevatten stampers en stuifmeel (voortplanting) bij de mens is dit dus de onderpool van het lichaam.
Ons middengebied, de ruggengraat, hart en longen verbinden onze boven- en onderpool met elkaar, vergelijkbaar met de stengel van de plant.
Op deze wijze stelt de signatuurleer dat wortels vaak helpen bij kwalen aan hoofd en zenuwstelsel, stengels helpen bij kwalen aan hart, longen en het skelet en bloemen en zaden helpen bij kwalen m.b.t. darmen en geslachtsorganen/vruchtbaarheid.
De plant en mens zijn met elkaars middenpolen verbonden via het menselijke bloed. Als een onzichtbare navelstreng.
Daarnaast staan mens en plant in verbinding met elkaar via ons bloed (middenpolen). Een plant ademt O2 uit (via bladeren), die wij als mensen weer inademen (longen). Planten ademen CO2 in, die wij weer uitademen. Zuurstof afkomstig van de plant, wordt in ons bloed getransporteerd via rode bloedcellen (die hemoglobine bevatten en zuurstof aan zich kunnen binden om te transporteren, waar het vervolgens naar weefsel wordt vervoerd en daar wordt gebruikt voor de verbranding binnen elke cel) .
Bloei- en groeiwijze
Naar boven gerichte groei: extravert, naar de zon gericht en hebben vaak een gele kleur. Deze kruiden staan in verbinding met de onderpool en representeren vaak levenskracht en vitaliteit (lever, hart en buik).
Bijvoorbeeld: zonnebloem en goudsbloem
Naar beneden gerichte groei: introvert, naar de aarde gericht, nederig. Klokvormige hangende bloemen. Vaak blauwpaars van kleur. Ze harmoniseren, hoofd, hersenen en zenuwstelsel en zijn werkzaam bij depressiviteit en zwaarmoedigheid.
Bijvoorbeeld: bernagie
Horizontaal groeiende bloemen: zijwaartse groei. Symboliseert uitwisseling, samenwerking. De plant correspondeert met de longen, zuurstofwisseling en bloedsomloop.
Bijvoorbeeld: rozemarijn en salie
Groeiplaats van de planten: Zonnige plek: vitaliteit, positiviteit, kracht. Vochtige plek: goed voor waterhuishouding. Kalkminnende grond: opbouwend. Zuurminnende grond: zuivering, ontzuren. Snel woekerende planten: beïnvloeden weerstand.
Structuur, vorm en textuur
Wortel symboliseert de aarding van de mens en werking op de bovenpool en psyche van de mens. Penwortel: geeft een stevige aarding mee, goed gegrond zijn. Bijvoorbeeld paardebloem. Kruipwortel: weerstand verhogend, doorzetten. Deze wortel groeit snel en gemakkelijk door. Bijvoorbeeld brandnetel. Oppervlakkige wortel: heeft geen houvast in de aarde, niet-geaard. Kan gebruikt worden om de mens wat luchtiger te maken.
Stengel symboliseert het skelet van de plant en geeft stevigheid aan de plant. Rond: harmoniserende en verzachtende werking. Staat in contact met het vrouwelijke. Vierkant: daadkracht, weerbaarheid en staat in verbinding met het mannelijkheid. Houtig: star, verstijfd en stevigheid en zegt iets over de weerstand. Beharing: zegt iets over de werking m.b.t. huid, haren en slijmvliezen. Doornen: werkt prikkelend, weerstand en opwekkend. Slap: verzachtende en doorstromende werking, flexibel.
Bladeren de vorm, beharing en textuur zegt iets over de menselijke werking. Bladvorm: kan iets vertellen over de werking van een menselijk orgaan. Zo zouden hartvormige bladeren werken voor het hard en niervormige bladeren werkend zijn voor de nieren. Bladoppervlakte: vlekkerig of bobbelig kunnen iets vertellen over de werking van het blad. Beharing: vertelt iets over werking op slijmvliezen en huid. Zachte beharing, kwetsbare huid. Stevige beharing meer prikkelend.
Nerven: duidelijke aanwezig symboliseren werking op het zenuwstelsel.
Kleur, geur en smaak
De kleur, geur en smaak zeggen iets over het karakter van de plant. De plant geeft ook aanwijzingen waarvoor het zou kunnen werken. Geurende planten werken vaak op de psyche.
Bloemkleur geel: lever, gal en spijsvertering, laat energie dalen. Rood: voor bloed en hart en laat energie stijgen. Blauw: geeft verkoeling en werkt op de luchtwegen, koorts. Paars: werkt stimulerend én kalmerend op het zenuwstelsel. Groen: kalmerend op inwendige organen, harmoniseert energieen. Wit: verzachtend en harmoniserend
Smaak: bitter, vaak een werking op de spijsvertering, lever en hart. Scherpe smaak, werken aanvullend op de spijsvertering. Zure smaak heeft een samentrekkende en zuiverende werking. Een zoete smaak maakt verzachtend. Zoete geuren van planten beïnvloeden de psyche.
Karakter van de plant
Net als mensen hebben planten een bepaald karakter of uitstraling. In de signatuurleer zoek je een plantenkarakter die past bij het menselijke karakter. Bijvoorbeeld zonnebloem is groot, zonnig en positief en past bij een persoon met een zonnig karakter. Klimplanten die steunen op andere planten, passen bij personen die moeite hebben om op eigen benen te staan. Brandnetel die prikt, past bijvoorbeeld bij een persoon die snel geïrriteerd en prikkelbaar is.
Meer weten over de signatuurleer? Hierbij de gebruikte bronnen:
Bronnen:
Elling. A., Asseldonk. T., (2006) leerboek Traditionele Europese Natuurgeneeskunde, Genemuiden.
Maessen Y. Streefkerk J. Kruiden – signatuur en eigenschappen. Te bestellen bij Het Kruidenrijk, Burg. de Ruyterstraat 30, 5076 GB Haaren, tel. 0411 – 623246.